Interview zedenadvocaat Bart Swier deel 3
Interview zedenadvocaat Bart Swier. Deel 3: het ontbreekt bij OM en politie aan registratie valse aangiftes en onderzoek
Nu heb ik een vraag over uitspraken in zedenzaken. Meerdere strafrechtadvocaten hebben mij verteld: “Als er vrijspraak is, is de uitspraak heel summier.” Het komt zelfs voor dat het standpunt van zowel de aanklager, dus een officier van justitie of advocaat-generaal niet vermeld wordt. Ook het pleidooi van de advocaat van de verdachte niet. De uitspraak is zo beknopt, als je zou willen dat de zedenrecherche iets leert van om het maar zo te noemen ‘miskleunen’, dan is die mogelijkheid er dus niet. Omdat het zo kort wordt samengevat dat er niet valt op te maken hoe dat proces op zitting is verlopen. Hoe kijkt u daar naar?
In zijn algemeenheid hebben rechters wel steeds meer aandacht voor het goed motiveren van uitspraken. Je ziet een enorm verschil met twintig jaar geleden hoor, als het gaat om beoordelingen. Maar ja, dat moet ook gebeuren bij vrijspraak, waarom de rechter vindt dat er geen steunbewijs is. Dat is voor de rechtspraak ook van belang. Wat tegenwoordig door het openbaar ministerie vaker als steunbewijs wordt aangedragen, de zogenaamde shock-getuige. Dat houdt in, de getuige die na het incident van de aangeefster heeft gehoord dat die vrouw zou zijn verkracht door Pietje.
En dan ziet die getuige dat de aangeefster haar verhaal zeer geëmotioneerd brengt, hard moet huilen. Die waarneming van die emotie kan je als steunbewijs zien in die getuigenverklaring. Dat wordt dan vaak ook aangevoerd door het OM. Wat dan wel cruciaal is, is dat er niet te veel tijd mag zitten tussen het incident waarover wordt verteld en de waarneming door de shock-getuige die haar daarover hoort vertellen. Dat moet de rechter duidelijk motiveren, als daar teveel tijd tussen zit, dat het niet meer als steunbewijs gebruikt kan worden.
Dat hoop je dan ook dat de rechter dat ook doet, omdat daardoor duidelijker wordt ‘wanneer kan iemand nou wel of niet zo’n getuigenis gebruiken.’ Dat steunbewijs is wel cruciaal, want voor de beoordeling is dat cruciaal voor een veroordeling of vrijspraak.
Naast de uitspraak waar het vonnis in staat, heb je ook het proces-verbaal van de zitting. Waar in weergegeven wordt wat op zitting is besproken. Dat zou je officieel op moeten kunnen vragen. Ook dat kan je bij vrijspraak wel vergeten. Je krijgt geen volledig proces-verbaal.
Tenzij er een hoger beroep wordt ingesteld.
Dat klopt. Maar de wet stelt geen voorwaarden aan het verkrijgen van het proces-verbaal. Er staat niet ‘u krijgt dat alleen als u hoger beroep in gaat stellen.’
Daar moet ik het antwoord even op schuldig blijven.
Ik kan me dit voorstellen: als u in de rechtszaal bent, dan staat u daar als vakman. Maar voor iemand die tot verdachte gemaakt is, voor die persoon is de zitting een hele intense belevenis. Als zo’n zitting dan uren duurt is het misschien wel iets wat je terug zou willen lezen. Zo van ‘Wat is hier allemaal gebeurd? Wat is mij zojuist overkomen?’Hier heb ik twee jaar op gewacht.’
Ik heb het eerlijk gezegd nog nooit terug gehoord van een cliënt dat hij prijs stelde op het verslag van een zitting. Wat misschien de mogelijkheid niet wegneemt dat ze het wel zouden willen.
Er is af en toe wel politieke discussie over valse beschuldigingen. In 2017 is toen de vraag naar boven gekomen ‘moeten wij niet eens onderzoeken hoe dat zit?’ Toen is er een opdracht aan het WODC gegeven om dat onderzoek uit te zetten. Dat zou in 2021 klaar zijn, en is toen verdaagd naar zomer 2022. Maar het is er nog niet. Toen ik het ministerie van Justitie en Veiligheid vroeg: wanneer komt het dan werd er geschermd met een onderzoek van de inspectie van J en V. Echter, dat onderzoek ging helemaal niet over valse aangiftes, maar over de bejegening van slachtoffers.
Het voelt voor mij weleens dat er krachten aan het werk zijn om dat onderwerp van valse beschuldigingen van de politieke agenda af te houden. Dat ze daar niets mee willen doen. Hebt u daar een verklaring voor, of een opvatting?
Nee, ik kan er niks zinvols over zeggen. Ik heb geen idee wat daarin speelt. Een onderzoek naar wat er vast staat over valse aangiftes van zedendelicten is op zich heel welkom. Er is veel onduidelijkheid over. Er wordt met verschillende percentages geschermd.
Er is een proefschrift uit ik dacht 2020 van Andre de Zutter…
Dat was in 2018…
In 2018 alweer… Die had het over een percentage van vijf procent, maar dat heeft hij letterlijk overgenomen uit…
Buitenlandse literatuur…
Uit Amerikaans onderzoek inderdaad. Literatuuronderzoek uit Amerika. Wat zegt dat over de Nederlandse praktijk? Niet zo gek veel. Jaren terug werd er wel eens een percentage van twintig procent valse aangiftes genoemd. Dat lijkt mij wat veel. Maar juist vanwege de onduidelijkheid zou het heel welkom zijn. Dus dat WODC onderzoek zou heel welkom zijn.
Het is ook in de 2e helft van dit jaar van de uitvoeringsagenda gehaald, dus wanneer dat dan ooit wel komt is volstrekt onduidelijk.
Ik had het erover, dat hoge percentage van 59 procent van alle zedenzaken dat wordt geseponeerd. Daar zou ik graag veel meer onderzoek naar willen zien: waarom? Wat zijn de redenen dat die worden geseponeerd? Als het openbaar ministerie denkt ‘een fors percentage daarvan is een valse aangifte’, dan zou ik dat graag willen weten. Dat zou enorm welkome kennis zijn.
Ja, precies. Ik zou zelf ook verwachten als dat soort kennis tussen en met de tien regio’s van zedenpolitie wordt gedeeld dat het ook kan leiden tot een verdere professionalisering, dat ze daar met elkaar over kunnen praten.
Ja.
Er is in 2009 een onderzoek gedaan naar jeugdige valse aangeefsters en naar hun motieven om een valse verklaring af te leggen. In 2012 is daar een follow up onderzoek geweest “Van verhaal naar verbaal”.Vier van de tien korpsen wilden daar aan meewerken. Het onderzoek idee was dat als het ware live gemonitord kon worden, als zich zo’n zaak aandiende, dat er gekeken kon worden wat zich dan afspeelde. Echter: terwijl in de jaren daarvoor door de zedencommandanten percentages werden genoemd dat achttien procent van de aangiftes in die categorie zou vallen… Hebben al die korpsen precies in dat onderzoek jaar in een tijdvak van negen maanden niet 1 zaak aan ‘kunnen’ melden.
Dat vond ik opvallend. Dat precies in dat jaar 2012 er niet 1 vergelijkbare zaak zou zijn. Het voelt voor mij passend in de trend dat de politie heeft ‘we willen eigenlijk liever niet dat er meegekeken wordt’. Dr. Andre de Zutter had daar ook last van bij zijn onderzoek. Heel veel moeite om medewerking te krijgen.
U stelt geen vraag.
Nee, haha.
Dan kan ik ook niet reageren. Ik ben geen complotdenker. Ik kan me niet voorstellen dat het ministerie van Justitie en Veiligheid er geen belang bij heeft om hier meer duidelijkheid over te krijgen.
Waarom ik er zo op hamer is: er zit een element in dat het van belang is voor de man die vals beschuldigd is. Alleen, als uit zo’n onderzoek zou blijken dat de werkwijze en aanpak van de zedenpolitie verbeterd kan worden, dat komt dan ook de echte slachtoffers van zedenzaken ten goede. Dat werkt naar twee kanten.
Daar hebt u absoluut gelijk in. Door valse aangiftes worden echte slachtoffers minder snel geloofd.
In 2015 is het onderzoek van de Katholieke Universiteit Tilburg geweest. Dat ging over de impact van een valse beschuldiging op mannen die vals beschuldigd zijn. Maar dat onderzoek is nooit gepubliceerd. Ik weet niet of u dat onderzoek zelf ooit hebt kunnen zien. Van Kim Lens.
Ik heb er wel over in de media gelezen, maar het niet zelf gezien.
Als je zelf vals beschuldigd bent, voel je je verschrikkelijk, met name in de beginfase, omdat het heel verwarrend en onduidelijk is. Een vals beschuldigde docent die ik vorige maand interviewde, beschreef het heel goed, hij zei: “Je moet je ten eerste iets herinneren wat niet gebeurd is. Dat is heel vervreemdend. Toen ik vroeg: zit je daar elke dag mee? Zei hij: “Zodra je wakker wordt!” Pats! Het zit direct in je hoofd. Het is alsof er iemand anders in jou is gekropen.”
Maar: je kan bij niemand terecht! Als je Slachtofferhulp Nederland belt en zegt: “Ik ben vals beschuldigd, ik voel me verschrikkelijk, Help mij!” Dan zeggen zij: “Ja, maar als u beschuldigd bent, dan moet eerst vaststaan of u dat wel of niet gedaan heeft.”
Ja…
Ik vind dat een hele merkwaardige insteek, omdat ze dan deels op de stoel van de onderzoeksinstantie gaan zitten. Slachtofferschap is iets intrinsieks. Als je iets is overkomen moet de hulp niet afhangen of eerst externe mensen vaststellen of iets gebeurd is.
Het is wel een raar onderscheid tussen mensen die aangifte doen van een zedendelict en mensen die aangifte doen van valse aangifte. Ze zouden beiden als slachtoffer gezien moeten worden. Alleen de eerste categorie wordt daadwerkelijk behandeld als slachtoffer en de tweede categorie niet.
Wat zou er kunnen veranderen om dat te verbeteren?
Dat ze gelijk gesteld worden en beide toegang moeten hebben tot Slachtofferhulp. Dat zou een logische gang van zaken zijn.
Krijgt u wel eens vragen van uw cliënten die zeggen: “Wie kan mij helpen, waar kan ik naartoe?”
Jawel. Ik verwijs al vrij snel door naar een psycholoog. Een traumapsycholoog. Zeker als er detentie bij is komen kijken. Dat is een traumatische ervaring. Dus dat is mijn advies.
Ik wilde dat ook graag benoemd hebben omdat je als vals beschuldigde wel helemaal in die machinerie van het justitiële systeem wordt gezogen en elke keer als jij als ten onrechte tot verdachte gemaakte iets vraagt er wordt gezegd ‘Nee, daar gaan wij niet over, dat is niet ons probleem’. Terwijl een valse aangeefster het slachtofferschap per definitie krijgt verleend.
Ja en dat is wat ik net zeg: dat is niet zo als je aangifte doet van valse aangifte van een zedendelict.
Ik heb ook iemand gesproken van het Vader Kennis Centrum. Die schrijft dat toe aan het Verdrag van Istanbul. Daar is een grote conferentie geweest over vrouwenrechten, niet alleen bij zedendelicten, maar ook na mishandeling. Hij noemde dat vanuit die conferentie een dynamiek op gang is gekomen waardoor vrouwen altijd als slachtoffer worden gezien en mannen altijd als dader. Ziet u ontwikkelingen die dat beeld bevestigen?
We hebben met een aantal ontwikkelingen te maken. De #MeToo ontwikkeling. Voor een deel is dat hartstikke goed dat er meer aandacht is voor slachtoffers van zedendelicten. En veel vrouwen worden daar ook daadwerkelijk slachtoffer van. Dat daar aandacht voor is, is hartstikke goed.
Maar de weegschaal moet niet de andere kant opslaan. Dat iemand die zegt slachtoffer te zijn, direct ook wordt geloofd als slachtoffer. Als een psycholoog of hulpverlener dat doet? Prima. Maar niet door de politie, niet door het openbaar ministerie en ook niet door de rechterlijke macht. Daar moet nog steeds een kritische blik mogelijk zijn bij de beoordeling van een aangifte.
Is er nog iets wat u zelf graag zou willen vertellen waar ik niets over gevraagd heb?
Het is goed dat u aandacht besteedt aan valse beschuldigingen van een zedendelict. De gevolgen van een valse beschuldiging van een zedenmisdrijf zijn draconisch. De smet die aan je kleeft. De VOG die langdurig wordt geweigerd. Dat heeft vergaande gevolgen. Dat je niet eens meer vrijwilliger mag zijn op de sportclub van je kind, vanwege die langdurige procedure, die jaren kan duren. Dat is vaak wel slopend voor de mensen die daarvan beschuldigd worden. Dat ze daarna worden vrijgesproken is soms wel een schrale troost. Ik zeg weleens, je kan nog beter veroordeeld worden voor een inbraak dan vrijgesproken van een zedendelict. Die smet blijft aan je hangen, het is een traumatische en langdurige gebeurtenis.
Wat zou de politiek daar aan kunnen doen?
Het belangrijkste is: de capaciteit van zowel de zedenpolitie als het openbaar ministerie moet goed op orde zijn. Het bekorten van procedures is dan eigenlijk heel belangrijk. Dat mijn cliënt, zoals in dit geval de overblijfmeester niet drie jaar op een uitspraak moet wachten, maar maximaal een jaar. Dat scheelt enorm.
Ik heb zelf ook niet een directe oplossing, de praktijk is nu wel dat de kleur van het verhaal wordt bepaald door de aangeefster. Iemand kan al gearresteerd en tot verdachte worden gemaakt voordat hij zijn verhaal verteld kan hebben. Is er een moment te creëren aan het begin van dat traject waar eerst beide kanten worden bekeken? Is dat in sommige zaken mogelijk voor je dat hele lange traject ingaat?
Als ik aan het begin denk dat er geen zaak is, dan kan je als advocaat zo’n moment wel creëren. En dat doe ik ook. Ik neem dan contact op en zet heel veel druk op de officier van justitie om de zaak te seponeren als ik denk dat het een kansloze zaak is.
© Interview door Egbert Born
Dit is het derde deel van 3 delen van een lang interview wat Platform Potifar had met strafrecht/zedenadvocaat Bart Swier. Het eerste deel is gepubliceerd op woensdag 14 december. Deel 2 en deel 3 worden gepubliceerd op donderdag 15 en vrijdag 16 december.