Interview zedenadvocaat Bart Swier deel 3

Interview zedenadvocaat Bart Swier. Deel 3: het ontbreekt bij OM en politie aan registratie valse aangiftes en onderzoek
Nu heb ik een vraag over uitspraken in zedenzaken. Meerdere strafrechtadvocaten hebben mij verteld: “Als er vrijspraak is, is de uitspraak heel summier.” Het komt zelfs voor dat het standpunt van zowel de aanklager, dus een officier van justitie of advocaat-generaal niet vermeld wordt. Ook het pleidooi van de advocaat van de verdachte niet. De uitspraak is zo beknopt, als je zou willen dat de zedenrecherche iets leert van om het maar zo te noemen ‘miskleunen’, dan is die mogelijkheid er dus niet. Omdat het zo kort wordt samengevat dat er niet valt op te maken hoe dat proces op zitting is verlopen. Hoe kijkt u daar naar?

In zijn algemeenheid hebben rechters wel steeds meer aandacht voor het goed motiveren van uitspraken. Je ziet een enorm verschil met twintig jaar geleden hoor, als het gaat om beoordelingen. Maar ja, dat moet ook gebeuren bij vrijspraak, waarom de rechter vindt dat er geen steunbewijs is. Dat is voor de rechtspraak ook van belang. Wat tegenwoordig door het openbaar ministerie vaker als steunbewijs wordt aangedragen, de zogenaamde shock-getuige. Dat houdt in, de getuige die na het incident van de aangeefster heeft gehoord dat die vrouw zou zijn verkracht door Pietje.

En dan ziet die getuige dat de aangeefster haar verhaal zeer geëmotioneerd brengt, hard moet huilen. Die waarneming van die emotie kan je als steunbewijs zien in die getuigenverklaring. Dat wordt dan vaak ook aangevoerd door het OM. Wat dan wel cruciaal is, is dat er niet te veel tijd mag zitten tussen het incident waarover wordt verteld en de waarneming door de shock-getuige die haar daarover hoort vertellen. Dat moet de rechter duidelijk motiveren, als daar teveel tijd tussen zit, dat het niet meer als steunbewijs gebruikt kan worden.

Dat hoop je dan ook dat de rechter dat ook doet, omdat daardoor duidelijker wordt ‘wanneer kan iemand nou wel of niet zo’n getuigenis gebruiken.’ Dat steunbewijs is wel cruciaal, want voor de beoordeling is dat cruciaal voor een veroordeling of vrijspraak.

Naast de uitspraak waar het vonnis in staat, heb je ook het proces-verbaal van de zitting. Waar in weergegeven wordt wat op zitting is besproken. Dat zou je officieel op moeten kunnen vragen. Ook dat kan je bij vrijspraak wel vergeten. Je krijgt geen volledig proces-verbaal.

Tenzij er een hoger beroep wordt ingesteld.

Dat klopt. Maar de wet stelt geen voorwaarden aan het verkrijgen van het proces-verbaal. Er staat niet ‘u krijgt dat alleen als u hoger beroep in gaat stellen.’

Daar moet ik het antwoord even op schuldig blijven.

Ik kan me dit voorstellen: als u in de rechtszaal bent, dan staat u daar als vakman. Maar voor iemand die tot verdachte gemaakt is, voor die persoon is de zitting een hele intense belevenis. Als zo’n zitting dan uren duurt is het misschien wel iets wat je terug zou willen lezen. Zo van ‘Wat is hier allemaal gebeurd? Wat is mij zojuist overkomen?’Hier heb ik twee jaar op gewacht.’

Ik heb het eerlijk gezegd nog nooit terug gehoord van een cliënt dat hij prijs stelde op het verslag van een zitting. Wat misschien de mogelijkheid niet wegneemt dat ze het wel zouden willen.

Er is af en toe wel politieke discussie over valse beschuldigingen. In 2017 is toen de vraag naar boven gekomen ‘moeten wij niet eens onderzoeken hoe dat zit?’ Toen is er een opdracht aan het WODC gegeven om dat onderzoek uit te zetten. Dat zou in 2021 klaar zijn, en is toen verdaagd naar zomer 2022. Maar het is er nog niet. Toen ik het ministerie van Justitie en Veiligheid vroeg: wanneer komt het dan werd er geschermd met een onderzoek van de inspectie van J en V. Echter, dat onderzoek ging helemaal niet over valse aangiftes, maar over de bejegening van slachtoffers.

Het voelt voor mij weleens dat er krachten aan het werk zijn om dat onderwerp van valse beschuldigingen van de politieke agenda af te houden. Dat ze daar niets mee willen doen. Hebt u daar een verklaring voor, of een opvatting?

Nee, ik kan er niks zinvols over zeggen. Ik heb geen idee wat daarin speelt. Een onderzoek naar wat er vast staat over valse aangiftes van zedendelicten is op zich heel welkom. Er is veel onduidelijkheid over. Er wordt met verschillende percentages geschermd.

Er is een proefschrift uit ik dacht 2020 van Andre de Zutter

Dat was in 2018…

In 2018 alweer… Die had het over een percentage van vijf procent, maar dat heeft hij letterlijk overgenomen uit…

Buitenlandse literatuur…

Uit Amerikaans onderzoek inderdaad. Literatuuronderzoek uit Amerika. Wat zegt dat over de Nederlandse praktijk? Niet zo gek veel. Jaren terug werd er wel eens een percentage van twintig procent valse aangiftes genoemd. Dat lijkt mij wat veel. Maar juist vanwege de onduidelijkheid zou het heel welkom zijn. Dus dat WODC onderzoek zou heel welkom zijn.

Het is ook in de 2e helft van dit jaar van de uitvoeringsagenda gehaald, dus wanneer dat dan ooit wel komt is volstrekt onduidelijk.

Ik had het erover, dat hoge percentage van 59 procent van alle zedenzaken dat wordt geseponeerd. Daar zou ik graag veel meer onderzoek naar willen zien: waarom? Wat zijn de redenen dat die worden geseponeerd? Als het openbaar ministerie denkt ‘een fors percentage daarvan is een valse aangifte’, dan zou ik dat graag willen weten. Dat zou enorm welkome kennis zijn.

Ja, precies. Ik zou zelf ook verwachten als dat soort kennis tussen en met de tien regio’s van zedenpolitie wordt gedeeld dat het ook kan leiden tot een verdere professionalisering, dat ze daar met elkaar over kunnen praten.

Ja.

Er is in 2009 een onderzoek gedaan naar jeugdige valse aangeefsters en naar hun motieven om een valse verklaring af te leggen. In 2012 is daar een follow up onderzoek geweest “Van  verhaal naar verbaal”.Vier van de tien korpsen wilden daar aan meewerken. Het onderzoek idee was dat als het ware live gemonitord kon worden, als zich zo’n zaak aandiende, dat er gekeken kon worden wat zich dan afspeelde. Echter: terwijl in de jaren daarvoor door de zedencommandanten percentages werden genoemd dat achttien procent van de aangiftes in die categorie zou vallen… Hebben al die korpsen precies in dat onderzoek jaar in een tijdvak van negen maanden niet 1 zaak aan ‘kunnen’ melden.
Dat vond ik opvallend. Dat precies in dat jaar 2012 er niet 1 vergelijkbare zaak zou zijn. Het voelt voor mij passend in de trend dat de politie heeft ‘we willen eigenlijk liever niet dat er meegekeken wordt’. Dr. Andre de Zutter had daar ook last van bij zijn onderzoek. Heel veel moeite om medewerking te krijgen.

U stelt geen vraag.

Nee, haha.

Dan kan ik ook niet reageren. Ik ben geen complotdenker. Ik kan me niet voorstellen dat het ministerie van Justitie en Veiligheid er geen belang bij heeft om hier meer duidelijkheid over te krijgen.

Waarom ik er zo op hamer is: er zit een element in dat het van belang is voor de man die vals beschuldigd is. Alleen, als uit zo’n onderzoek zou blijken dat de werkwijze en aanpak van de zedenpolitie verbeterd kan worden, dat komt dan ook de echte slachtoffers van zedenzaken ten goede. Dat werkt naar twee kanten.

Daar hebt u absoluut gelijk in. Door valse aangiftes worden echte slachtoffers minder snel geloofd.

In 2015 is het onderzoek van de Katholieke Universiteit Tilburg geweest. Dat ging over de impact van een valse beschuldiging op mannen die vals beschuldigd zijn. Maar dat onderzoek is nooit gepubliceerd. Ik weet niet of u dat onderzoek zelf ooit hebt kunnen zien. Van Kim Lens.

Ik heb er wel over in de media gelezen, maar het niet zelf gezien.

Als je zelf vals beschuldigd bent, voel je je verschrikkelijk, met name in de beginfase, omdat het heel verwarrend en onduidelijk is. Een vals beschuldigde docent die ik vorige maand interviewde, beschreef het heel goed, hij zei: “Je moet je ten eerste iets herinneren wat niet gebeurd is. Dat is heel vervreemdend. Toen ik vroeg: zit je daar elke dag mee? Zei hij: “Zodra je wakker wordt!” Pats! Het zit direct in je hoofd. Het is alsof er iemand anders in jou is gekropen.”
Maar: je kan bij niemand terecht! Als je Slachtofferhulp Nederland belt en zegt: “Ik ben vals beschuldigd, ik voel me verschrikkelijk, Help mij!” Dan zeggen zij: “Ja, maar als u beschuldigd bent, dan moet eerst vaststaan of u dat wel of niet gedaan heeft.”

Ja…

Ik vind dat een hele merkwaardige insteek, omdat ze dan deels op de stoel van de onderzoeksinstantie gaan zitten. Slachtofferschap is iets intrinsieks. Als je iets is overkomen moet de hulp niet afhangen of eerst externe mensen vaststellen of iets gebeurd is.

Het is wel een raar onderscheid tussen mensen die aangifte doen van een zedendelict en mensen die aangifte doen van valse aangifte. Ze zouden beiden als slachtoffer gezien moeten worden. Alleen de eerste categorie wordt daadwerkelijk behandeld als slachtoffer en de tweede categorie niet.

Wat zou er kunnen veranderen om dat te verbeteren?

Dat ze gelijk gesteld worden en beide toegang moeten hebben tot Slachtofferhulp. Dat zou een logische gang van zaken zijn.

Krijgt u wel eens vragen van uw cliënten die zeggen: “Wie kan mij helpen, waar kan ik naartoe?”

Jawel. Ik verwijs al vrij snel door naar een psycholoog. Een traumapsycholoog. Zeker als er detentie bij is komen kijken. Dat is een traumatische ervaring. Dus dat is mijn advies.

Ik wilde dat ook graag benoemd hebben omdat je als vals beschuldigde wel helemaal in die machinerie van het justitiële systeem wordt gezogen en elke keer als jij als ten onrechte tot verdachte gemaakte iets vraagt er wordt gezegd ‘Nee, daar gaan wij niet over, dat is niet ons probleem’. Terwijl een valse aangeefster het slachtofferschap per definitie krijgt verleend.

Ja en dat is wat ik net zeg: dat is niet zo als je aangifte doet van valse aangifte van een zedendelict.

Ik heb ook iemand gesproken van het Vader Kennis Centrum. Die schrijft dat toe aan het Verdrag van Istanbul. Daar is een grote conferentie geweest over vrouwenrechten, niet alleen bij zedendelicten, maar ook na mishandeling. Hij noemde dat vanuit die conferentie een dynamiek op gang is gekomen waardoor vrouwen altijd als slachtoffer worden gezien en mannen altijd als dader. Ziet u ontwikkelingen die dat beeld bevestigen?

We hebben met een aantal ontwikkelingen te maken. De #MeToo ontwikkeling. Voor een deel is dat hartstikke goed dat er meer aandacht is voor slachtoffers van zedendelicten. En veel vrouwen worden daar ook daadwerkelijk slachtoffer van. Dat daar aandacht voor is, is hartstikke goed.

Maar de weegschaal moet niet de andere kant opslaan. Dat iemand die zegt slachtoffer te zijn, direct ook wordt geloofd als slachtoffer. Als een psycholoog of hulpverlener dat doet? Prima. Maar niet door de politie, niet door het openbaar ministerie en ook niet door de rechterlijke macht. Daar moet nog steeds een kritische blik mogelijk zijn bij de beoordeling van een aangifte.

Is er nog iets wat u zelf graag zou willen vertellen waar ik niets over gevraagd heb?

Het is goed dat u aandacht besteedt aan valse beschuldigingen van een zedendelict. De gevolgen van een valse beschuldiging van een zedenmisdrijf zijn draconisch. De smet die aan je kleeft. De VOG die langdurig wordt geweigerd. Dat heeft vergaande gevolgen. Dat je niet eens meer vrijwilliger mag zijn op de sportclub van je kind, vanwege die langdurige procedure, die jaren kan duren. Dat is vaak wel slopend voor de mensen die daarvan beschuldigd worden. Dat ze daarna worden vrijgesproken is soms wel een schrale troost. Ik zeg weleens, je kan nog beter veroordeeld worden voor een inbraak dan vrijgesproken van een zedendelict. Die smet blijft aan je hangen, het is een traumatische en langdurige gebeurtenis.

Wat zou de politiek daar aan kunnen doen?

Het belangrijkste is: de capaciteit van zowel de zedenpolitie als het openbaar ministerie moet goed op orde zijn. Het bekorten van procedures is dan eigenlijk heel belangrijk. Dat mijn cliënt, zoals in dit geval de overblijfmeester niet drie jaar op een uitspraak moet wachten, maar maximaal een jaar. Dat scheelt enorm.

Ik heb zelf ook niet een directe oplossing, de praktijk is nu wel dat de kleur van het verhaal wordt bepaald door de aangeefster. Iemand kan al gearresteerd en tot verdachte worden gemaakt voordat hij zijn verhaal verteld kan hebben. Is er een moment te creëren aan het begin van dat traject waar eerst beide kanten worden bekeken? Is dat in sommige zaken mogelijk voor je dat hele lange traject ingaat?

Als ik aan het begin denk dat er geen zaak is, dan kan je als advocaat zo’n moment wel creëren. En dat doe ik ook. Ik neem dan contact op en zet heel veel druk op de officier van justitie om de zaak te seponeren als ik denk dat het een kansloze zaak is.

© Interview door Egbert Born

Dit is het derde deel van 3 delen van een lang interview wat Platform Potifar had met strafrecht/zedenadvocaat Bart Swier. Het eerste deel is gepubliceerd op woensdag 14 december. Deel 2 en deel 3 worden gepubliceerd op donderdag 15 en vrijdag 16 december.

Interview zedenadvocaat Bart Swier deel 2

Interview zedenadvocaat Bart Swier. Deel 2: dubbel zoveel vrijspraak dan bij andere strafzaken.

U staat bekend als zedenadvocaat. Daarnaast bent u ook plaatsvervangend rechter. Hoe lang zit daar tussen, is er een wettelijke termijn voor je hulprechter kan worden? Hoe lang moet je dan advocaat zijn?

Ik ben in 1999 advocaat geworden. En in 2013 rechter-plaatsvervanger zeg ik even uit mijn hoofd.

Moet je dan ook hetzelfde opleidingstraject doorlopen als een rechter?

Nee. Als je fulltime rechter wordt, moet je een langdurige sollicitatieprocedure door. En een opleidingstraject. Dat doen ze niet bij rechtersplaatsvervangers. Waarom niet: de rechtbanken en gerechtshoven werken met rechters-plaatsvervangers omdat ze dat een interessante input vinden. Met mensen uit de rechtspraktijk die geen rechter zijn. Die nemen een blik van buiten mee. Die voor de rechterlijke macht interessant is. In die zin: ‘Wat vindt zo’n rechter-plaatsvervanger nu van zo’n zaak? Waarom zegt de verdachte dit? Waarom doet een advocaat iets? Waarom brengt hij dat naar voren?

Advocaten die als rechter-plaatsvervanger werken kunnen dat heel goed duiden, die kunnen heel goed aangeven en uitleggen waarom een verdachte doet wat ie doet.

Normaal krijgen rechters, behalve in de rechtszaal zelf die verdachten niet te spreken.

Niet buiten de zitting, nee.

Als u optreedt als rechterplaatsvervanger u natuurlijk ook niet, maar als u werkt als advocaat spreekt u wel vaak met de verdachten.

Ja, precies, dat is ook het idee achter een rechter-plaatsvervanger. Dat kan ook prima een hoogleraar zijn. Of iemand die bijvoorbeeld bij het Pieter Baancentrum werkt als jurist.

Dat werkt naar twee kanten, dat is ook mijn nieuwsgierigheid naar dit onderwerp: bent u zelf ook anders naar zaken gaan kijken toen u het vanuit dat perspectief van rechters kwam te zien?

Ja, het nut is natuurlijk als je aan het raadkameren bent en hoort hoe anders rechters tegen zo’n strafzaak aankijken. Dat is nuttige kennis. Je schrijft zelf een concept-vonnis. Dat wordt dan weer gecontroleerd door de andere twee rechters van dat moment. Dat is hartstikke interessant om dan met hen te kunnen overleggen hoe ze naar die strafzaak kijken.

Het Platform Potifar richt zich op valse beschuldigingen bij zedendelicten. In maart was er een artikel op nu.nl. Zij hadden door het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) in hoeveel zedenzaken in 2021 het tot vrijspraak kwam. In het artikel werd gesteld dat 80 % leidde tot een veroordeling en dat werd getypeerd als hoog. Maar ik had juist zoiets: dan in 20 % niet, dat is nogal hoog. Als bij een bakker 20 % van zijn gebakjes niet deugen, dan is er iets goed mis met dat werk. Hoe kan dat zo hoog zijn? Er is al een hele grote voorselectie bij zedenzaken die niet voor een rechter komen.

Twintig procent lijkt me wel veel. Er is ongeveer 9 % aan vrijspraak hoor.

Dat is juist in algemene zin. Er is gister op de website van Rechtspraak.nl een artikel gepubliceerd dat de vrijspraak in alle zaken van 2021 10 % is. Maar in zedenzaken was het dus veel hoger.

Twintig procent vrijspraak?

Nou, achttien procent vrijspraak en nog 2 % anders. Maar het is dus wel veel hoger dan gemiddeld.

Dat is niet zo raar hoor. Zedenzaken zijn met enige regelmaat moeilijk te bewijzen. Omdat het 1 op 1 situaties zijn. Ik kan me heel goed voorstellen dat je als officier van justitie de handdoek niet al te snel in de ring gooit. Kijk: het openbaar ministerie seponeert echt al enorm veel zedenzaken. Negenenvijftig procent van alle aangiftes wordt geseponeerd. Een gigantisch percentage.

Heel veel sneuvelt al. Dan zijn er ook zaken waarin het steunbewijs er wel is in juridische zin. Maar er is vaak niet heel veel meer bewijs dan de verklaring van de aangeefster. Ik kan me voorstellen dat als je als officier van justitie gelooft dat een aangifte waar is, dat je niet te snel zo’n zaak seponeert. Dan breng je de zaak voor de rechter, maar blijft het altijd de vraag of een rechter daarin meegaat. Het is dus wel logisch dat je wat meer vrijspraak ziet bij zedenzaken.

Ja. Tegelijk is het zo. Ik zou zelf verwachten dat de professionals, dus de optelsom van zedenrechercheurs die een goed dossier moeten leveren en officieren van justitie die weten wat bewijs is… Zij zijn geen leken. Dus als je al twijfelt of een zaak kansrijk is, dan kan het ook zijn dat er geen zedendelict gebeurd is. Die mannen, die dan op die rechtszaak moeten wachten, raken ondertussen wel hun werk kwijt en komen vaak in hele grote geestelijke nood.
Als die later worden vrijgesproken worden maakt wel wat uit, maar hierdoor hebben ze eigenlijk toch al een straf.

U vertelt niets nieuws, ik weet van al mijn cliënten dat ze die procedure als buitengewoon zwaar ervaren. Dit is nou eenmaal het probleem van Nederlandse strafprocedures die lang kunnen duren. Ik ga er wel vanuit dat officieren van justitie alleen maar ergens een zaak van maken als ze denken dat een zaak ook te bewijzen is. De rechters kunnen daar anders over denken.

Ja. Het verschil vond ik wel opvallend groot.

Het hangt ook wel van de officier van justitie af hoor. Er zijn zaken waarvan ik denk: ik snap niet dat je dit voor de rechter brengt, want het is evident niet te bewijzen, zoals de zaak waar we vandaag al over spreken. De overblijfmeester in de Buitenschoolse Opvang. Een volstrekt kansloze zaak.

Nu is er ook een andere kant. U kent waarschijnlijk wel het boek ‘Valse Zeden’ van de strafrechtadvocaat Chris Veraart.

Ja.

Die benoemde eigenlijk vier categorieën  van de typering van zedenzaken. Als eerste: de echte zedenzaken. Dan had je wat hij noemde ‘de mislukte vrijage’. En je hebt ook de categorie ‘een valse beschuldiging, waar helemaal niks is gebeurd’.
Bij die laatste categorie bestaat de mogelijkheid dat de tot verdachte gemaakte besluit: ik ga aangifte doen omdat ik vals wordt beschuldigd. Dat gebeurt volgens mij heel zelden.

Dat denk ik ook.

Die aangiftes worden niet apart geregistreerd. De zedenpolitie houdt geen registratie bij van welke aangiftes men denkt dat die vals zijn. Dus vraag ik mij af: waarom niet? Meten is weten en dan kan je ook trends herkennen…

Wat mij betreft zou daar ook veel meer aandacht voor moeten zijn. Er wordt door de politie en het OM al veel te snel gedacht dat die valse aangifte ook niet te bewijzen is. Iemand doet een aangifte van valse aangifte. Men denkt al veel te snel: ‘dat kunnen wij niet bewijzen dat iemand dat opzettelijk heeft gedaan.’

Als je er geen tijd aan besteed om dat te onderzoeken niet…

Klopt.

Een andere strafrechtadvocaat, mr. Korver, heeft mij verteld dat hij in zijn praktijk van twintig jaar advocaat, maar 1 keer heeft meegemaakt dat een vrouw voor het doen van valse aangifte van een zedendelict is veroordeeld. In twintig jaar 1 keer.

Ja, het gebeurt hoogst zelden.

Als ik dat zet naast het gegeven dat mannen jarenlang in de wacht worden gezet na een valse beschuldiging, hun werk kwijt raken en wat al niet meer. Dat voelt voor mij dan heel onevenwichtig.

Dat snap ik. Ik deel de verontrusting dat daar te weinig aandacht voor is.

Je hebt een verschuiving gehad in de Aanwijzing Zeden die vanaf 2011 werd gebruikt en die vanaf 2016 is ingevoerd. In die van 2011 werd het begrip valse aangeefster genoemd. Dat is er in de versie van 2016 uitgeschreven. En is opnieuw geïntroduceerd dat een aangeefster ‘slachtoffer’ is. Maar dat laatste staat eigenlijk helemaal niet vast.

Nee. Ik heb die discussie destijds ook gevolgd en was het niet eens met die wisseling van terminologie. De term slachtoffer impliceert dat je ergens slachtoffer van bent. En dat is nog maar de vraag. U zult het mij zelden over slachtoffers horen hebben, maar altijd over aangeefsters. Je bent denk ik ook heel snel geneigd om mee te gaan in dat verhaal als je die aangeefster continu als slachtoffer moet aanduiden. Ik vond dat een hele ongewenste wijziging.

Is er ook sprake van dat dat weer terug veranderd kan worden?

Dat zie ik niet gebeuren. We leven in een #MeToo tijdperk waarin er enorm veel aandacht is voor slachtoffers. Dat zou regelrecht tegen de tendens ingaan.

Je hebt inderdaad #MeToo en dit jaar nog de TheVoiceOfHolland affaire daarbij. Merkt u sindsdien ook meer onjuiste meldingen? Meldingen die geen aanranding of verkrachting zijn? Is daar een toename zichtbaar?

Nog niet in mijn praktijk, nee. Maar dat er meer meldingen zijn gedaan van zedenzaken, dat staat wel vast.

De opleiding tot zedenrechercheur is afgelopen jaar ingekort van 30 naar 22 weken. En  dat is dan deels een praktijkopleiding, dus het aantal uren wat op school wordt besteed aan het fenomeen valse beschuldiging is hooguit enkele uren van die hele opleiding. Maar daarna: als een man aangifte wil doen van een valse beschuldiging van een zedendelict, dan zegt de zedenpolitie: “Daar gaan wij niet over, want dat is geen zedenzaak. Gaat u maar naar de gewone politie.”

Is dat de praktijk?

Ja.

Dat zou mij verbazen. Er zit bijna een logica in dat de zedenpolitie in staat is zo’n zaak uit te rechercheren. Als het gaat om een valse aangifte van een zedendelict.

Ja, dat zou ik ook verwachten. Maar dan wordt gesteld ‘dat is artikelnummer 188 in het wetboek en dat gaat niet over zedenzaken.’

Inhoudelijk ligt het veel meer voor de hand dat de zedenpolitie dat uit rechercheert. Dat verklaart misschien ook waarom er zo weinig mee wordt gedaan met deze valse aangiftes.

© Interview door Egbert Born

Dit is het tweede deel van 3 delen van een lang interview wat Platform Potifar had met strafrecht/zedenadvocaat Bart Swier. Het eerste deel is gepubliceerd op woensdag 14 december. Deel 2 en deel 3 worden gepubliceerd op donderdag 15 en vrijdag 16 december.

Interview zedenadvocaat Bart Swier deel 1

Interview zedenadvocaat Bart Swier. Deel I: De overblijfmeester

De aanleiding voor dit interview is een rechtszaak over de “overblijfmeester”: daar stond een artikel over de vrijspraak in het Algemeen Dagblad. Zou u in een paar zinnen kunnen schetsen waar die zaak over ging?”

Die gaat over een jongeman van een jaar of 21. Die werkt als pedagogisch medewerker. In dat kader de tussenschoolse en naschoolse opvang begeleid. Kinderen begeleiden tijdens wat ik maar even noem het speelkwartier. Op een basisschool in Utrecht. Het is ook een goede voetballer. Hij begeleidt met name jongens tijdens de tussenschoolse opvang als ze aan het voetballen en sporten zijn. En het doen van spelletjes.

Ok, dat is helder. En wat gebeurde er toen?

Inmiddels alweer ruim drie jaar geleden werd hij beschuldigd van het seksueel betasten van een 11-jarig meisje. Dat zou hij dan hebben gedaan, terwijl hij aan het masseren was, terwijl zij op de schommel zat. Tijdens het speelkwartier. Dat zou hij dan kennelijk gedaan hebben met tachtig kinderen daar omheen cirkelend, spelend. En zes leerkrachten die daar standaard aanwezig zijn.

Dat was toen eigenlijk een hele rare beschuldiging en dat vond die school toen zelf ook. Ze hebben dat meisje toen gehoord, haar verhaal. Die heeft haar verhaal aan verschillende leerkrachten verteld en dat was iedere keer een ander verhaal. Dus die school had ook zoiets van… Er waren ook wel problemen rond dat meisje. Ze heeft uiteindelijk wel aangifte gedaan, althans die ouders hebben aangifte gedaan. Dan moet daar iets mee gebeuren.

Mijn cliënt is daar toen over verhoord. Hij werd wel gelijk geschorst uit zijn werkzaamheden. Dat is vrij standaard.

Was u direct zijn advocaat?

Ja. De school, of beter gezegd de kinderopvang dat die BSO(Buitenschoolse Opvang) verzorgt heeft mij aangezocht om hem bij te staan. Dat verhoor bij de zedenrechercheurs was redelijk snel klaar, die rechercheur vond het een zaak van niks. Dat bleek vrij direct, hij kon ook op een aantal punten aantonen dat dat meisje op een aantal punten aantoonbaar had gelogen. Er werd gezegd dat hij dat meisje aan het achtervolgen was. Hij stond bekend als een goede voetballer.

Zij vond het eigenlijk wel een interessante meester. Ze wilde hem ook volgen op Instagram. Hij had zoiets ‘dat is allemaal privé, dat doe ik niet’. Toen heeft hij ook aan de politie laten zien: de dag dat dat meisje voor het eerst nare dingen over hem heeft verteld op school, diezelfde middag heeft ze hem nog een volgverzoek gestuurd op Instagram.

Als ik het samenvat is het duidelijk: er was eerst een beschuldiging, waarvan ook de politie vond dat die op drijfzand leek te zijn gebaseerd. En toen is er later een seponering uitgesproken?

Nou, ik dacht dat het heel snel geseponeerd zou worden, maar de officier van justitie dacht daar anders over. Die wilde nog getuigen horen. Toen is dat meisje zelf als getuige gehoord. En een vriendin is als getuige gehoord.

Was dat bij de politie of bij de rechter-commissaris van de rechtbank?

Bij de rechter commissaris. Dat is dan wel bij de politie in een kindvriendelijke studio. Maar wel onder de regie van de rechter-commissaris. Dus die zit daar bij, de officier van justitie zit daarbij. En ik als advocaat zit daarbij. En toen bleef er al niks meer heel van dat verhaal van dat meisje. Hij had haar niet meer aan haar borsten betast, hij had haar niet meer geknuffeld, hij had haar niet meer gemasseerd.

Oh?

Maar hij zou allemaal rare dingen tegen haar hebben gezegd. Nou, toen dacht ik ‘dit is nu zo wel duidelijk, dit is klaar’. Want dat andere meisje wat alles gezien zou hebben heeft daar ook verklaard “ik heb nog nooit gezien dat hij haar heeft aangeraakt.” Dan denk je ‘die zaak is helemaal klaar!’.

Ja.

Maar toen kreeg ik tot mijn verbijstering, kreeg ik na drie maanden lang aandringen dan eindelijk, en dit vind ik wel een bijzonder detail, om vijf over elf op zaterdagavond een e-mail van die officier dat hij de zedenzaak seponeerde maar een beleidssepot oplegde voor het vergrijp ‘dwang’.

Wat is een beleidssepot?

Een beleidssepot houdt in: je hebt sepotcodes, bij code 01 ben je ten onrechte als verdachte aangemerkt. Je hebt ook sepotcode 02, dat is de bekendste: ‘onvoldoende bewijs’. Je hebt ook heel veel andere redenen en codes om een zaak te seponeren, bijvoorbeeld als een verdachte al fors in andere belangen is geschaad door de strafvervolging. Dan ben je wel ‘schuldig’, maar er is geen opportuniteitsbelang meer voor het OM(Openbaar Ministerie) om te vervolgen.

Het probleem van deze beleidsseponering was levensgroot; want met zo’n beleidssepot heb je wel een strafblad. Kort daarna had mijn cliënt weer een VOG(Verklaring Omtrent Gedrag) nodig voor zijn werk. En die VOG werd hem geweigerd door het ministerie van Justitie op basis van dat beleidssepot. Op basis van het strafblad wat hij toen opeens had.

Wilde hij terug naar dezelfde school?

Nou, kijk, hij werkte voor die kinderopvangorganisatie. En daar wilde hij weer voor werken. Niet per se naar diezelfde school. Maar die opvangorganisatie zendt zijn werknemers uit naar verschillende scholen. Hij was daarvoor opgeleid en deed dat ook met plezier. Dit was op zich wel een zwarte pagina, maar het werk an sich en het werken met kinderen deed hij met ontzettend veel plezier.

Nu las ik in een ander AD artikel: dat voordat dat beleidssepot werd opgelegd er al zeventien maanden waren verstreken sinds de beschuldiging.

Ik denk het wel ja.

Dat is toch ontstellend lang?

Ja. Ja, dat is het zeker. Ik bedoel, ik weet haast niet beter dat zedenzaken langdurig zijn. Voor mij is het niet lang, maar voor degene die ermee geconfronteerd wordt, de verdachte is het buitengewoon lang.

Enkele jaren geleden is de motie Klaver geweest. Jesse Klaver van Groen Links heeft toen in de Tweede Kamer een motie ingediend om 15 miljoen euro extra voor de zedenpolitie in te zetten om de capaciteit uit te breiden. Desondanks, het aantal zedenzaken wat wordt aangemeld neemt ook toe.
Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Soms komt het op mij over dat de mensen die in het rechtssysteem functioneren dat die het zicht kwijt zijn op wat het betekent voor wie dat overkomt.

Hoe bedoelt u dat precies?

Dat wachten, dat dat slopend is…

Oh ja, dat hoor ik bijna dagelijks van cliënten. Die verwikkeld zijn geraakt in een strafzaak. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor het politietraject, dit geldt met name denk ik ook voor de plaatsing bij de rechtbank, dat je maanden en maanden moet wachten voor je een getuige kunt horen bij de rechter commissaris en dan nog eens weet ik hoelang voor je zaak bij de rechter komt.

Ja. De zaak waar u over vertelt is wel een unieke zaak, want uw cliënt, de overblijfmeester heeft zelf vervolging geëist.

Ja. Wat je kunt doen is de hoofdofficier vragen om een andere sepotcode. Dat is een pad wat je als eerste moet bewandelen. Dus dat heb ik eerst ook gedaan. Daar kreeg ik een bizarre afwijzing, waar de hoofdofficier er nog een schepje bovenop deed. Met een onzinverhaal dat de overblijfmeester zich fysiek en verbaal aan dat meisje zou hebben opgedrongen. En haar daarmee in haar vrijheid zou hebben beperkt. Dat is ook waar het misdrijf dwang op neerkomt.

Dat sloeg helemaal nergens op. En daarna heb ik het gerechtshof gevraagd, hij had de toegang tot de rechter nodig. Hoe krijg je dat? Door aan het hof te vragen om de officier van justitie te bevelen om mijn cliënt te dagvaarden.

Een zogeheten artikel 12 klaagschriftprocedure?

Exact. Het is uitzonderlijk dat je vraagt om vervolging van je eigen cliënt natuurlijk.

Hoe uitzonderlijk is dat?

Buitengewoon uitzonderlijk. Dat gebeurt bijna nooit. Het kan wel, ik had dat uitgezocht dat het kon. Je moet een concreet en duidelijk belang hebben om belanghebbende te zijn. Doorgaans ben je dat niet als verdachte. Maar de zaak was eerst beoordeeld door de Advocaat-generaal van het gerechtshof in Arnhem. Die zei: “Ik zie geen bewijs tegen die meneer.” Het levert hem wel een strafblad op. Dus heeft hij er belang bij dat hij wordt gedagvaard zodat zijn zaak door de rechter wordt beoordeeld.

Dat advies nam de advocaat-generaal op de zitting over bij het hof in Arnhem. En toen heeft de voorzitter van het hof direct die vervolging bevolen.

Toen waren we twee jaar verder. Vervolgens wilde de officier van justitie van de rechtbank tot mijn verbazing weer twee nieuwe getuigen horen. Die hij de twee jaar daarvoor nooit had willen horen. Dat vond die rechter-commissaris tot mijn verbazing goed. Dus dan ben je weer een half jaar verder. Dan krijg je twee getuigen, die zich niets meer kunnen herinneren. Dus dat was weer een totaal zinloze exercitie.

Daarna was de officier van justitie gedwongen om te dagvaarden. Volkomen logisch oordeelde de rechtbank dat hij moest worden vrijgesproken en dat er helemaal geen bewijs was. Er was geen enkel bewijs dat hij zich fysiek of verbaal aan dat meisje had opgedrongen aan dat meisje. Flauwekul.

Als je vrijgesproken wordt, daar zitten 2 aspecten aan: meestal zegt een rechter niet: u hebt het niet gedaan. Er wordt alleen vastgesteld dat het niet bewezen kan worden. Daarom vond ik het wel speciaal te lezen dat u toch die zaak bij de rechtbank had gevraagd. Welk nut heeft dat dan? Dat zat hem erin dat beleidssepot van tafel te krijgen?

Ja.

Het tweede element: ook bij vrijspraak komt die in het justitieel register te staan. Weliswaar met de vrijspraak…

Ja, het is op die manier te raadplegen ja.

Ik heb dat recent getest op de webpagina van deze organisatie. Als je daar een VOG aan wilt vragen en je vult in ‘ik ben voor de rechtbank geweest voor een zedendelict. Ik ben vrijgesproken. Dan is het resultaat dat er toch op die website als uitslag komt dat je voor een aantal beroepsgroepen een verlaagde kans op een Verklaring Omtrent Gedrag hebt.

Een VOG mag nooit worden geweigerd op basis van een zaak waar vrijspraak is gevolgd.

Daarna heb ik ook nog gebeld naar de servicelijn van dat justitieel register. Die mevrouw was zelf weliswaar geen jurist, maar wel iemand die je aan de telefoon krijgt die daar werkt. Bij die instantie. Haar antwoord was: “Ja, je bent niet veroordeeld, maar dat betekent niet dat je niet meer verdacht bent.” Dat vond ik een heel opmerkelijke uitspraak.

Ja, dat is in strijd met de wet. Je kunt per definitie niet iemand een VOG weigeren na een vrijspraak.

Hoe gaat het nu met hem? Heeft u daarna, na de vrijspraak nog contact met hem gehad?

Zeker, gister nog. Tot mijn verbijstering. Het heeft alles te maken met een officier van justitie die de weg he-le-maal is kwijtgeraakt. Die heeft hoger beroep ingesteld tegen die vrijspraak.

Echt?

Ja. Terwijl hij op zitting in de strafeis een schuldigverklaring zonder strafoplegging eiste. Dus zo belangrijk vind hij de zaak niet.

Waarom wil hij dat hoger beroep dan toch doorzetten?

Nou, omdat hij zijn ongelijk niet wil toegeven. Ik kan niks anders bedenken. Op de een of andere manier voelt die man zich kennelijk gekrenkt of zo. In zijn trots. Rationele overwegingen kunnen het niet zijn.

Dit is zo’n bizarre ontwikkeling dat hij hoger beroep instelt, wetende dat de twee advocaten-generaal bij het gerechtshof, die daar de aanklagers zijn al gezegd hebben ‘er is geen zaak.’ Dat hetzelfde gerechtshof de rechters al hebben geoordeeld ‘er is geen zaak’. Dus het is het meest kansloze hoger beroep ooit-ever-ooit ingesteld.

Maar de overblijfmeester zit wel opnieuw in onzekerheid.

Inderdaad. Dat is het vervelende. Het is nog steeds niet klaar voor mijn cliënt.

Wow, dit is wel een onverwachte ontwikkeling. Jeetje, daar schrik ik gewoon van.

Na drie en een half jaar is het nog-steeds-niet-klaar… Dat vreet aan hem.

© Interview door Egbert Born

Dit is het eerste deel van 3 delen van een lang interview wat Platform Potifar had met strafrecht/zedenadvocaat Bart Swier. Het eerste deel is gepubliceerd op woensdag 14 december. Deel 2 en deel 3 worden gepubliceerd op donderdag 15 en vrijdag 16 december.