Rechtbankverslag vrijspraak: De gedrogeerde arts
Elke strafzaak kent een vaste volgorde en structuur. Ook op deze vrijdagmiddag opent de voorzitter van de rechters van de meervoudige rechtbank in Amsterdam de zitting door aan de beschuldigde en zijn advocaat te vertellen wie er allemaal in de zaal zitten. Drie rechters, op rechts deze keer 2 griffiers en helemaal op links de aanklager, de officier van justitie. Ik ben de enige andere aanwezige, er is geen slachtoffer met een slachtofferadvocaat. De advocaat van de beschuldigde vraagt of de officier kan bevestigen dat de aanklacht voor poging tot verkrachting is vervallen. De officier bevestigt dat en vertelt dat alleen nog de aanklacht over blijft dat hij subsidiair verdacht wordt van aanranding.
“Met een brok in mijn maag en een steen in mijn keel”
De rechter noemt eerst zijn naam en vraagt: “Wat is uw geboortedatum?”
De beschuldigde begint onmiddellijk te huilen. Na een tijdje huilen stamelt hij in hink stap sprong, met korte, in tranen doorweekte pauzes, zijn geboortedatum. Hij is 36 jaar oud. Zijn advocaat pakt water voor hem en legt een arm op zijn schouder. De rechters wachten geduldig en schijnbaar onbewogen tot hij weer wat rustiger is. Hij maakt snikkend diepe excuses aan de rechters voor zijn emoties, met beschaafde en respectvolle woorden. Het voelt alsof de rechtszaal rood kleurt van de schaamte die hem aangrijpt door deze overval van spanning, pijn en verdriet.
De rechter stelt hem gerust en vraagt: “Dat geeft niet. Ik begrijp dat het voor u een hele emotionele dag is. Het heeft ruim drie jaar geduurd van het moment tot de dag van de rechtszitting. Bent u in staat de zaak te bespreken?”
Beschuldigde: “Ik zal het proberen. Ik zat er heel lang mee. Ik heb geen slechte intenties gehad. Ik probeer zo goed mogelijk te antwoorden. Ik heb met haar gesproken, hier in dit gebouw. Met een brok in mijn maag en een steen in mijn keel. Ik ben blij dat we het hier hebben kunnen bespreken. Er is een mediation verslag van gemaakt. Ik dacht dat het hier mee klaar was. En nu zit ik hier toch.”
Rechter: “Wat is uw beroep?
Beschuldigde: “Ik werkte als arts, dat ging niet meer. Door deze beschuldiging heb ik een trauma opgelopen. En moest ik in behandeling bij een psycholoog. Ik ben wel met een nieuwe opleiding begonnen, als Arboarts, dat gaat heel goed. Mijn vriendin en ik zijn van plan te gaan trouwen.”
Hij huilt opnieuw als hij over het voorgenomen huwelijk vertelt en maakt weer uitgebreide excuses voor zijn emoties.
Bij zijn eerste verhoor op 18 juli 2020 had de beschuldigde geen verklaring afgelegd. Op 20 juli 2020 wel, toen heeft hij een uitgebreide verklaring afgelegd. De advocaat grijpt in als de rechter hierop doorvraagt en zegt dat het volkomen begrijpelijk is dat hij eerst nog niets verklaard heeft, omdat hij toen nog niet met zijn advocaat had gesproken. Zodra dat wel is gebeurd heeft hij direct een verklaring afgelegd. Na drie dagen in de cel is hij voorgeleid aan de Rechter Commissaris en onder voorwaarden vrijgelaten. Hij moest zich wekelijks melden bij de reclassering en de rechtbank wilde een rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie(NFIP).
De voorzitter van de rechters maakt de opmerking dat in het NIFP rapport staat beschreven dat hij schrikreacties kan vertonen als hij autoriteiten ziet. En dan dicht kan klappen. Ze vraagt of hij nu ook last heeft van die emoties omdat rechters ook als autoriteit gezien kunnen worden.
De beschuldigde man antwoord dat hij de rechters wel als integer beschouwt dus dat hij hier wel vrijuit kan praten. Maar dat hij er bijvoorbeeld last van heeft als hij ergens politie ziet. Op straat, maar ook in de rechtbank, alsof ze hem ieder moment kunnen aanhouden.
Gedrogeerd op een huisfeestje
De rechter vertelt dat ze nu een aantal feiten uit het dikke dossier aan de beschuldigde voor wil houden en zijn reactie wil. Dat hij niet verplicht is antwoord te geven maar het mag wel.
De rechter leest uit het dossier: op 18 juli 2020 was de beschuldigde aan het hardlopen in een park. Hij raakte in gesprek met een meisje, dat hem uitnodigde mee te gaan naar een huisfeestje. Het was coronatijd. Hij viel met zijn fiets en het stuur kwam in zijn buik terecht. Daarna ging hij meer naar haar huis. De rechter vraagt: “U heeft daar drugs gebruikt?”
Beschuldigde: “Ik wist eerst niet dat het drugs was, het meisje deed er heel luchtig over, ze zei dingen als “je moet je niet aanstellen.” Ze wilde ook mijn telefoonnummer. Ik zei dat ik het bij vriendschap wilde houden. Ik heb een vriendin.”
Rechter: “Hebt u zelf die drugs genomen?”
Beschuldigde: “Nee. Ik heb dat zelf niet genomen. Ze kwam toen met een glas. Met een pil, ze heeft dat heel slinks gedaan. Ik merkte eerst niets, maar na een tijd ben ik buiten bewustzijn geraakt. Toen ik weer wakker werd lag ik naakt op bed met een condoom om.”
Rechter: “U kunt zich niet herinneren hoe dat gegaan is?”
De beschuldigde moet weer huilen: “Nee, niet heel duidelijk. Ik wil alles zo goed mogelijk aan u vertellen, maar het gaat wel om een gebeurtenis van meer dan drie jaar geleden. Het was zo beangstigend. Ik ben in paniek geraakt, heb snel mijn broek aangedaan en ben de straat op gerend.”
De rechter toont telkens, gedurende de hele zitting begrip voor de emoties en huilbuien van de beschuldigde. En met haar rust doet ze er alles aan om hem zodanig weer op zijn gemak te stellen dat de procesgang door kan gaan. Op een kalme toon herhaalt ze regelmatig de structuur van wat er in de rest van de zitting besproken gaat worden en wie er aan het woord zullen komen. Het verdriet, de pijn en de spanning van deze intelligente man van 36 jaar oud is zo intens, het voelt enorm ongemakkelijk hem in het diepst van zijn ellende in deze zaal mee te maken. Ik vraag mij met compassie en schaamte af waarom ze hem hebben aangedaan er een rechtszaak van te maken.
Eerst de paniek, en weer een huisfeestje
Rechter: “Ik lees dat u daarna door de straten rende en een vrouw, de latere aangeefster tegenkwam. U wist niet meer waar het huis was. U was die dag ook gevallen met de fiets en had pijn aan uw been en uw buik.”
Beschuldigde: “Ik kon mijn sleutels niet vinden, ik vroeg haar om hulp. Ze kwam heel vriendelijk over, ze zei dingen als “ik ga voor je zorgen. Ik ga je helpen. Het komt goed.” Ik was in paniek en heel blij dat er iemand was die me hulp aanbood.”
Rechter: “Dan gaat u met haar naar een volgend huis. Op de eerste verdieping. Daar was ook een huisfeestje. Niet hetzelfde huis. Wat gebeurde daar?”
Beschuldigde: “Ze bood me een drankje aan. Ik vertrouwde het niet en wou weg.”
De rechter leest dan delen uit de aangifte voor, de verklaring van de aangeefster. Hij vroeg om een knuffel en zei dat hij bang was. De aangeefster zegt dat ze dat eerst niet wilde, maar het uiteindelijk toch deed omdat hij een paar keer aandrong. En verklaart dat hij daarna vroeg zijn buik en zijn been aan te raken, waar hij pijn had van de val met zijn fiets. En dat hij toen zijn eigen hand aan de buitenkant van haar been legde. Ze verklaart dat ze zich ongemakkelijk voelde toen ze daarna zag dat hij een stijve had. Er werd geprobeerd zijn vader te bellen, zodat die hem op kon halen. Maar dat het niet lukte om contact te krijgen. Hij had ook gezegd dat ze moest stoppen met bellen.
De grijze wolk van herinneringen en de handboeien
De rechter vraagt de beschuldigde of hij zich dit kan herinneren. Die zegt: “Het is voor mij allemaal een grijze wolk. Ik was nog steeds bang en in paniek. En wilde weg. Het kan zijn dat ik mijn hand aan de buitenkant van haar been heb gelegd ter ondersteuning. Er zat geen enkele kwade of seksuele intentie achter.” Hij barst weer in tranen uit en vertelt dat het voor hem heel ongemakkelijk is om al die intieme dingen over zichzelf te horen in het bijzijn van vreemden. Dat het voor hem altijd al heel moeilijk was om over die onderwerpen te spreken.
De deurbel ging. Hij rende naar beneden. Toen hij de deur opendeed stond de politie daar. Die was gebeld door de zussen van de aangeefster die zijn gedrag vreemd vonden. De rechter leest voor uit een verslag van een verbalisant dat die zag dat de beschuldigde onder zijn broek geen onderbroek droeg en dat er een condoom om zijn slappe penis zat. Hij wordt dan direct in de boeien geslagen, terwijl andere agenten naar binnen gaan om daar met de vrouwen te praten.
De beschuldigde kan zich niet duidelijk herinneren hoeveel tijd er tussen de aankomst van de politie zat en hoe snel hij de handboeien om kreeg. In zijn beleving heel kort. Wat de agent meent gezien te hebben is iets wat hij pas achteraf heeft gelezen. Hij werd al snel afgevoerd naar het cellencomplex.
Daar was de politie van plan een foto van hem te nemen met het condoom nog om. Ze trokken zijn broek naar beneden voor het fotomoment. Maar het condoom was spoorloos verdwenen. De agenten zijn een uitgebreide zoektocht gestart, in de politiebus, in al zijn kleding, en in en om het huis waar hij was gearresteerd. Het werd niet meer terug gevonden. Op het bureau is een speekseltest afgenomen, met als doel te onderzoeken welke drugs hij heeft gebruikt. Daar kwam niets uit.
De advocaat van de beschuldigde merkt op dat hij heeft aangedrongen dat er ook bloedafname plaats zou vinden. Omdat uit een speekseltest lang niet alle drugs detecteerbaar is. Het bloed is wel afgenomen, maar vervolgens niet onderzocht.
Een volkomen normale man, waar de reclassering niets mee kan
Tijdens het bespreken van de persoonlijke omstandigheden van de beschuldigde komt naar voren dat de reclassering het steeds meer als onzinnig ging zien dat hij zich elke week moest melden. Er viel niets te bespreken. Hij moest al die drie jaren vrij voor vragen voor zijn werk voor dat wekelijks gesprek. Het psychologisch rapport van het NFIP leverde ook geen enkele aanwijzing op dat hij aan enige stoornis zou lijden die verband zou kunnen houden met de beschuldiging van een seksueel misdrijf. Vlak voor deze zomer heeft de reclassering zijn meldplicht feitelijk opgeschort.
De officier van justitie vraagt om een korte pauze voor ze aan haar aanklacht zal beginnen. Ik geef de beschuldigde en zijn advocaat buiten de zaal een hand en vertel hoe bizar de zaak op mij overkomt en zeg dat hij zijn kant van het verhaal goed verwoord. Hij moet opnieuw huilen. Hij vertelt hoe moeilijk het voor hem was dat de politie hem telkens niet geloofde en hij toch het geloof wil behouden in het instituut politie. Na tien minuten wordt iedereen weer de zittingszaal ingeroepen door de bode.
Drie maal vrijspraak
De officier van justitie opent haar requisitoir met de opmerking dat ze de pauze nodig had om haar opvatting over het gebeurde en de strafbaarheid aan te passen. Omdat ze nu gezien had wie de beschuldigde is, hoe hij erover vertelt en wat voor verwoestend effect de beschuldiging op hem heeft gehad. Ze herhaalt dat de eerste aanklacht, poging tot verkrachting, al was vervallen. En dat ze nu ook vrijspraak wil voor de tweede aanklacht, aanranding. Ze citeert het wetsartikel. En besluit: ook al zou het wettig bewezen kunnen zijn, het is niet overtuigend bewezen. En wil aldus vrijspraak.
Het valt mij op dat in de gehele zitting nergens wordt ingegaan op details waarom het openbaar ministerie poging tot verkrachting ten laste heeft gelegd. Noch wat de aanranding was. Dat de zussen de politie hebben gebeld was niet met een melding van zoiets. Meer vanuit een algemene bezorgdheid dat hij verward over kwam. Is de politie op enig moment op zoek gegaan naar dat andere huis om te onderzoeken of de arts daar zelf door iemand verkracht is, terwijl hij bewusteloos was? Is hier van een slachtoffer een dader gemaakt door een vooringenomen houding?
Dan komt de advocaat aan het woord. Hij vindt volledige vrijspraak meer passend. Hij bepleit dat wat aangeefster meent te hebben gezien over een stijve, ook haar verbeelding kan zijn. Het is een algemeen verschijnsel dat wanneer mannen hun been omhoog doen, een bandplooi in de broek bij vrouwen het idee op kan wekken dat daar een erectie te zien is, maar dat is slechts lucht. Een hand van de beschuldigde aan de buitenkant van het been van de aangeefster is onvoldoende om dat te kwalificeren als aanranding. Zij was ook onder invloed van drugs, dan kan een paranoïde gevoel van paniek de interpretatie van het plaatje onjuist inkleuren. Omdat er verder uit het dossier ook niets is wat de aanklachten rechtvaardigt, vraagt de advocaat aan de rechters om direct uitspraak te doen.
De beschuldigde krijgt het laatste woord en vertelt in tranen wat deze nachtmerrie van drie jaar met hem en zijn vriendin gedaan heeft en dat zijn toekomst voorbij zal zijn bij een veroordeling.
Zolang de zitting niet is afgelopen kan en mag een rechter niet laten blijken wat het oordeel is over de zaak. De rechter die de zitting leidt kijkt een paar keer naar beide rechters links en rechts van haar om te polsen of ze gehoor gaan geven aan het verzoek van de advocaat direct uitspraak te doen. Dat is nogal uitzonderlijk in strafzaken. Ze besluiten een half uur te schorsen om tot een besluit te komen.
Na de schorsing houdt ze het kort: in twee zinnen zegt ze dat de man volledig is vrijgesproken, voor beide feiten. De beschuldigde barst opnieuw in huilen uit. De martelgang van drie jaar beschuldigd te zijn van een poging tot verkrachting is voorbij. Waarom niet eerder geseponeerd is, is onbegrijpelijk.
Voorzitter rechters: Mr. Van der Pol
Advocaat: Mr. G.J. Van Oosten, Amsterdam
Zaak: poging tot verkrachting/subsidiair aanranding
Waar: Meervoudige rechtbank Amsterdam
Wanneer: zitting 1 september 2023